De Boerenbruiloft
’t Lijkt wel een Bergse narrendans te zijn
Die klinkt uit de schalmei krom :
Een bruiloft van nicht en kozijn
Liefde ziet om schande niet om!
Het dorpsgewoel danst schots en scheef
De buik vol van melkhaver en pens
Den een zijn heug, den ander z’n teef
In de armen geplet - zo is ’t intens
De gierst en stro op bolle daken
Zakt door als sneeuwdekens van goud
En uit leemvoegen die nog kraken
Woeit vreugdewind, als van aloud
Aan tafel doet men stoer en zwaar
Jenever fijn na biermalt zoet
Daar wordt gezworen, gevloekt voorwaar
Maar ‘t doet ieders gehemelte goed !
Dees ingeduffeld kinnekijn
Als een melknon op carnaval
Schetst een dans met broerke klein
Nog zo jong en ’t mag het al!
Onz’lieven Heer en Moeder Gods
Gespijkerd aan d’oude dorpseik
Kijken en hangen, ook scheef en schots
Van d’Hoge neer op dien praktijk
In den verre waakt d’hofkapel
Van Tervuren op ‘t heidens boel
Trouw en fier met haar zandsteen fel
Zij trotseert eeuwen, regens zwoel
Uit de schuur links klinkt het orkest
Geen collegelatijn - wél Vlaams, goe plat
Bas, vlier en fluit doen er hun best
De Heer van ’t land betaalde wat !
En ik, ik kom van ’t veld bezweten aan
Te laat voor taart en warme zoen :
De bruid mooi, is al ten kamer opgegaan
Haar geliefde zal ‘t mogen doen!